Engels : Nederlands (to) cheat = bedriegen to [hide the truth] = de waarheid verbergen to [do the right thing] = doen wat juist is to [tell a lie] = een leugen vertellen to [be open about sth] = openhartig zijn over iets to [tell the truth] = de waarheid vertellen (to) own up to = bekennen sb's first thought = eerste ingeving to [think long and hard] = lang en diep nadenken to [change your mind] = van gedachten veranderen the right decision = de juiste beslissing (to) reconsider = opnieuw overwegen / heroverwegen to [make up your mind] = een beslissing nemen a bad decision = een slechte beslissing to [come to a decision] = een besluit nemen now and again = zo nu en dan now (that) = nu just now = zonet What's with sth? = Wat heeft dat voor nut? believe it or not = Echt waar I was wondering if … = Ik vroeg me af of… Any chance? = Als dat kan? Are you out of your mind? = Ben je gek geworden? Between you and me, … = Onder ons gezegd, (to) reunite = herenigd worden met helmet = helm (to) race = racen unless = tenzij if = als until = totdat when = wanneer as soon as = zodra (to) wish = wensen if only = ik wou dat ….