Engels : Nederlands the other day = een paar dagen geleden impressive = indrukwekkend let down = teleurstellen upset = van slag brengen get along = met elkaar opschieten barely = nauwelijks couple = stel / stelletje / paar After all = immers persuade = overhalen / overtuigen no worries = geen probleem casual clothes = vrijetijdskleding baggy = heel wijd admission = toegangsprijs obligatory = verplicht stay put = blijven staan joy = plezier / vreugde stay out late = laat buiten blijven wisdom = wijsheid excitement = opwinding connect = contact maken approval = goedkeuring approve = goedkeuren in ruins = geruïneerd demanding = veeleisend argument = ruzie once in a while = zo nu en dan checkpoint = controlepost turn back = terugsturen distrust = wantrouwen appreciate = waarderen continue to = doorgaan met in spite of = ondanks resolve conflicts = conflicten oplossen backyard = achtertuin life raft = reddingsvlot / reddingsboot strengthen = versterken irresistible = onweerstaanbaar / onweerstaanbare loo = toilet / wc peel off = afpellen / lostrekken pull out = verwijderen snog = zoen / knuffel shuffle = schuifelen ache = pijn doen / zeer doen passionate = hartstochtelijk tender = lief / teder peck = vluchtige zoen prospect = vooruitzicht / kans stimulate = stimuleren / prikkelen pupil = pupil / oogpupil / pupil van je oog occur = voorkomen / vóórkomen / plaatsvinden in the space of = binnen feel drawn to = zich aangetrokken voelen tot / aangetrokken voelen tot impress = indruk maken op flash = flitsen / schitteren current = huidig / huidige stylish = modieus / modieuze / elegant / elegante smooth = glad / soepel lip balm = lippenbalsem protective = beschermend / beschermende patient = geduldig get down = moedeloos van worden at this rate = op deze manier / in dit tempo good-looking = er goed uitzien can't stand / cannot stand = niet uit kunnen staan