Frans : Nederlands
le métier = het vak / het beroep
le sauveteur = de reddingswerker
haut = hoog
la montagne = het gebergte / de bergen
vers 17 ans = toen ik ongeveer 17 was
faire connaissance avec = kennis maken met
suivi = gevolgd
la formation = de opleiding
le secouriste = de EHBO’er
en pleine montagne = midden in de bergen
transporter = vervoeren
la charge = de last / de lading
lourd = zwaar
l’intervention = de reddingsoperatie / het optreden
l’hiver = de winter
se rappeler = zich herinneren
le grimpeur = de klimmer
excellent = uitstekend
lorsque = wanneer
s’entraîner = trainen
la qualité = de eigenschap / de kwaliteit
remplir = invullen
le formulaire = het formulier
l’adresse = het adres
le numéro de téléphone = het telefoonnummer
le portable = het mobiel
la seconde = de tweede klas
la langue = de taal
étranger = vreemd (m) / buitenlands (m)
étrangère = vreemd (v) / buitenlands (v)
la fois = de keer
l’expérience = de ervaring
disponible = beschikbaar
devenir = worden
le cuisinier = de kok
on pourrait = we zouden kunnen
faire un carton = een enorm succes hebben
l’aventure = het avontuur
l’épisode = de aflevering
la Toussaint = Allerheiligen
se présenter = zich opgeven / zich voorstellen
ça me plaît = dat bevalt me / dat vind ik leuk
juste = alleen maar
avoir du mal à = moeite hebben te
exigeant = veeleisend
le réalisateur = de regisseur
le journal télévisé = het tv-journaal
zapper = zappen
l’émission = de uitzending
le jeu télévisé = het televisiespelletje
le dessin animé = de tekenfilm
la télécommande = de afstandsbediening
la série = de serie
le comédien = de toneelspeler
la comédienne = de toneelspeelster
rapide / rapidement = snel
la comédie musicale = de musical
le chanteur = de zanger
la chanteuse = de zangeres
le danseur = de danser
la danseuse = de danseres
entre = tussen
le secrétaire = de secretaris
la secrétaire = de secretaresse
le mécanicien = de monteur
le jardinier = de tuinman
le coiffeur = de kapper
l’électricien = de elektricien
l’infirmier = de verpleegkundige (m)
l’infirmière = de verpleegkundige (v)
le styliste = de stylist
la styliste = de styliste
l’esthéticienne = de schoonheidsspecialiste
le maçon = de metselaar
le plombier = de loodgieter
le boulanger = de bakker
le fleuriste = de bloemist
la fleuriste = de bloemiste
l’assistant vétérinaire = de dierenartsassistent
l’assistante vétérinaire = de dierenartsassistente