Frans : Nederlands la timidité = de verlegenheid tomber amoureux = verliefd worden raide = steil d’ailleurs = trouwens tenter = proberen descendre = uitstappen être assis = zitten l’oreille = het oor reconnaître = herkennen la mémoire = het geheugen être debout = staan le polar = de detective / de detectiveroman sourire = glimlachen monter = instappen les écouteurs = de koptelefoon / de oordopjes se souvenir de = zich herinneren tandis que = terwijl soudain = plotseling suffire = genoeg zijn le regard = de blik échanger = uitwisselen se parler = met elkaar praten se mettre à genoux = neerknielen s’allonger = gaan liggen se mettre debout = gaan staan montrer du doigt = aanwijzen s’appuyer = leunen se retourner = zich omdraaien s’asseoir = gaan zitten se pencher = voorover buigen / buigen