Frans : Nederlands l’exercice (m) = de oefening la note = het cijfer strict = streng préférer = liever hebben fermer = sluiten la guitare = de gitaar le mot = het woord le jeu (vidéo) = het (computer)spelletje jouer = spelen regarder = kijken naar la télé = de televisie chercher = zoeken commencer = beginnen malade = ziek les devoirs (m pl) = het huiswerk le français = Frans le livre = het boek le cahier = het schrift parler = praten je fais (faire) = ik doe, maak (doen, maken) le sac à dos = de rugtas oublier = vergeten donner = geven demander = vragen expliquer = uitleggen