terminus dormir sinon
fatigué(e) assieds-toi ! la carte Navigo
être pressé j’ouvre (ouvrir) le voyageur
simple l’escalator (m) de rien
tard être en retard tellement
le distributeur (automatique) la carte bancaire avoir envie de
bonne idée j’en ai marre pauvre
de route le trajet le pont le carrefour
le rondpoint
anders slapen eindpunt
de OV-chipkaart ga zitten vermoeid
de reiziger ik open (openen) haast hebben
geen dank de roltrap eenvoudig
zo te laat zijn laat
zin hebben om de bankpas de kaartjesautomaat
arme ik ben het zat goed idee
het kruispunt de brug het traject, de route
de rotonde