Frans : Nederlands
personnel, personnelle = persoonlijk
cette fois-ci = deze keer
moi-même = mezelf
le maquillage = de make-up
le rouge à lèvres = de lippenstift
blond = blond
lisse = steil
mince = slank
reconnaitre = herkennen
la coiffure = het kapsel
brun = bruin
cher, chère = lief
chauve = kaal
la barbe = de baard
la moustache = de snor
le visage = het gezicht
l’appareil (m) dentaire = de beugel
branché = hip
grandir = groeien
musclé = gespierd
l’apparance (f) = het uiterlijk
ordinaire = gewoon
soigné = verzorgd
plusieurs = meerdere, verschillende
paraitre = lijken