Frans : Nederlands
le calme = de rust
le charme = de charme
passer = doorbrengen
notre = ons / onze
goûter = proeven
normand = van Normandië / uit Normandië
normande = van Normandië / uit Normandië
simple = eenvoudig
le département = het departement
le calvados = calvados (appelbrandewijn)
à base de = op basis van
local = plaatselijk
la variété = de soort
l'apéritif = het aperitief
dans nos assiettes = op onze borden
sous toutes ses formes = in al zijn vormen
la crème fraîche = de crème fraîche
la peinture = de schilderkunst
l'impressionniste = de impressionist / de impressioniste
le musée des Beaux-Arts = het museum van Schone kunsten
l'art = de kunst
le peintre = de schilder
fasciné par = gefascineerd door
fascinée par = gefascineerd door
le contraste = het contrast
la lumière = het licht
le bleu = het blauw
la couleur = de kleur
intense = intens / diep
la fleur = de bloem
le point de départ = het uitgangspunt
le port = de haven
le port de commerce = de handelshaven
au XVIIe siècle = in de 17e eeuw
la pêche = de visserij
directement = rechtstreeks
le pêcheur = de visser
en vogue = modern / in
le week-end = het weekend
chic = chic / deftig
préférer = liever hebben / de voorkeur geven aan
jouer au golf = golfen
le match de polo = de polowedstrijd
tous les ans = ieder jaar / elk jaar
septembre = september
américain = Amerikaans
américaine = Amerikaans
rencontrer = ontmoeten
trouver = vinden
discret = terughoudend / diskreet
discrète = terughoudend / diskreet