Frans : Nederlands le volant = het stuur un escargot = een slak quelle barbe = wat vervelend une émission = een uitzending mignon = schattig les pickpockets = de zakkenrollers faire les valises = de koffers pakken enregistrer les bagages = de bagage inchecken faire la queue = in de rij staan quelle blague = wat een mop en retard = te laat lourd = zwaar un point de départ = een vertrekpunt une affiche = een aanplakbiljet le spectateur = de kijker quel / quelle = welke la natation = het zwemmen la coupole = de koepel