Frans : Nederlands le téléspectateur = de televisiekijker avoir horreur de = een afschuw hebben van un auditeur = een luisteraar s'entraîner = trainen passionner = boeien le gagnant = de winnaar un magazine = een rubriek / een tijdschrift rarement = zelden le contraire = het tegenovergestelde follement = waanzinnig s'écrire = elkaar schrijven le témoignage = de getuigenis perdre de vue = uit het oog verliezen secrètement = in het geheim confier = toevertrouwen revoir = terugzien plutôt = liever la déclaration = de verklaring inventer = uitvinden s'imaginer = zich voorstellen disparaître = verdwijnen reconnaître = erkennen / herkennen le meilleur = de beste mieux = beter exagérer = overdrijven se fâcher = boos worden espérer = hopen s'arranger = in orde komen