Frans : Nederlands à l'occasion de = ter gelegenheid van à présent = nu plutôt = eerder l'autorisation = de toestemming gêner = storen le miel = de honing un cochon = een varken en service = in gebruik la Société Générale = naam van een Franse bank verser = storten avancer = voorschieten un trou = een gat le gagnant = de winnaar un métier = een beroep bricoler = knutselen par hasard = bij toeval accompagner = vergezellen obtenir = verkrijgen proposer = voorstellen plaire = bevallen mûrir = rijpen la célébrité = de beroemdheid dans le fond = achterin défense de fumer = verboden te roken