Frans : Nederlands avoir envie de = zin hebben om changer = veranderen l'ours = de beer le poème = het gedicht le poète = de dichter la terre = de aarde les affaires = de spullen plutôt = liever un message = een boodschap essayer = proberen tant pis = jammer occupé = bezet plus fort = harder le son = het geluid le séjour = het verblijf le vol = de diefstal conseiller = aanraden le port = de haven garer = parkeren un foulard = een halsdoek / een hoofddoek autrefois = vroeger assister à = bijwonen prévenir = waarschuwen un blessé = een gewonde trembler = trillen / beven / bibberen