Frans : Nederlands j'ai revu = ik heb teruggezien revoir = terugzien Ça s'est passé comment? = Hoe is het gegaan? lu = gelezen lire = lezen sûrement = zeker / vast bouger = bewegen la grève = de staking vous étudierez = jullie zullen bestuderen un poème = een gedicht gagner = winnen ça m'est égal = dat maakt me niet uit en ce moment = op dit moment coller = plakken dépendre = afhangen pas du tout = helemaal niet se retrouver = zich terugvinden la taille = de lengte deviner = raden fêter = vieren concerner = betreffen quel sera… = wat zal… zijn tu mettras = zul je aantrekken multiple = velerlei exister = bestaan faire une drôle de tête = een gek gezicht trekken les lunettes = de bril étrangère = buitenlands on verra bien = we zullen wel zien annoncer = aankondigen