Frans : Nederlands à fond = helemaal à la fois = tegelijk bénéficier de = profiteren van contre le gré = tegen de zin culpabiliser = een schuldgevoel hebben dénoncer = verraden désigner = aanwijzen douloureux = pijnlijk en tant que = als exercer sur = uitoefenen op féroce = wreed intérioriser = voor zichzelf houden l’excision = de besnijdenis la fréquentation = de omgang la laïcité = de scheiding van kerk en staat la pute = de hoer la rupture = de breuk le détour = de omweg le geste = het gebaar les acquis = de verworvenheden militer = strijden pareil = hetzelfde préserver = behouden rompre = breken serrer la vis = kort houden soumettre = onderwerpen subir = ondergaan sur le coup = meteen tomber sur = tegen het lijf lopen un intermittent = een uitzendkracht une assistante sociale = een maatschappelijk werkster vis-à-vis de = ten opzichte van car = want c'est vrai que = weliswaar comme = zoals depuis que = sinds désormais = voortaan en plus = bovendien en plus de = behalve jusqu'à = tot adhérer à = zich aansluiten bij en somme = kortom enrichissant = verrijkend finir par = ten slotte … doen la charte = het handvest la vanité = de ijdelheid le déplacé = de vluchteling le hasard = het toeval le routard = de trekker le toit = het dak l’emporter sur = het winnen van les repères = het houvast potable = drinkbaar provisoire = voorlopig ressentir = voelen se rapprocher = dichterbij komen se résigner = berusten s’engager = zich inzetten un brin = een beetje acheminer = vervoeren appréhender = begrijpen au gré de = naargelang en file indienne = achter elkaar aan en l’occurrence = in dit geval endosser = aantrekken grandeur nature = op ware grootte la cagoule = de bivakmuts la cour d’assises = het gerechtshof met jury le barreau = de advocaat le faucon = de valk le massacre = de moordpartij les aboiements = het geschreeuw ne pas en mener large = in de rats zitten sauter = ontploffen se conjuguer = zich verenigen se tirer dessus = op elkaar schieten solennel = plechtig torturer = martelen transférer = overbrengen une échelle = een schaal viser = mikken à but non lucratif = non-profit à tréteaux = op schragen consister à = bestaan uit doucement = voorzichtig être rémunéré = betaald worden faire la queue = in de rij staan l’encadrement = het inlijsten le bénévolat = het vrijwilligerswerk le but humanitaire = het humanitaire doel le plat chaud = de warme maaltijd le point = de plaats le sans-abri = de dakloze le soutien = de ondersteuning le square = het plein le support = de steun les horaires = de tijden récemment = onlangs se nourrir = zich voeden une écoute = een luisterend oor a priori = in principe au sein de = in autour de = rondom débroussailler = van struikgewas ontdoen du coup = daarom effectivement = daadwerkelijk encadrer = leiding geven aan essentiellement = voornamelijk être bricoleur = handig zijn forcément = noodzakelijkerwijs gérer = beheren inconnu = onbekend l’utilité = het nut la compétence = de vaardigheid la maçonnerie = het metselwerk le chantier = het werkterrein le gros boum = de grote drukte le lavoir = de wasplaats monétaire = in geld quotidien = dagelijks rural = landelijk tout plein de = heel wat un enrichissement = een verrijking l’âme = de ziel les facultés intellectuelles = de geestelijke vermogens dévisager = indringend aankijken éloquent = veelzeggend l’ignorance = de onwetendheid soumis = onderworpen ne point = geen suprême = hoogste le devoir = de plicht la docilité = de volgzaamheid la couche = de laag se voiler = een hoofddoek dragen injurier = uitschelden violer = verkrachten le ricanement = het gegrijns l’exclusion = het uitsluiten le sujet = de onderdaan défendre = verbieden le frisson = de rilling s’emparer de = zich meester maken van ôter = afdoen dénouer = losknopen un mouton = een watje mouton = gedwee valoir = opleveren une réprimande = een berisping les ravages = de schade l'agitation = de onrust dépouiller = ontdoen van un adepte = een aanhanger démonter = afbreken la brebis = de ooi s'éveiller à = ontdekken syndical = vakbonds agacer = irriteren la liberté d'expression = de vrijheid van meningsuiting contestataire = opstandig l'ordre établi = de gevestigde orde les essais nucléaires = de kernproeven l'objecteur de conscience = de gewetensbezwaarde ne … guère = nauwelijks se prendre pour = zich beschouwen als tout en reprochant = hoewel hij verwijt à chacun de prendre ses responsabilités = het is aan een ieder om zijn verantwoordelijkheid te nemen la désobéissance civile = de burgerlijke ongehoorzaamheid l'environnement = het milieu l'association = de vereniging réparti sur = verdeeld over majeur = meerderjarig quel que soit leur âge = wat ook hun leeftijd is oeuvrer = werken râler = mopperen