Frans : Nederlands le vainqueur = de winnaar le filet = het net marquer = scoren fort = sterk siffler = fluiten rappeler = herinneren aan l’oeil = het oog les yeux = de ogen sans doute = zonder twijfel le répondeur = het antwoordapparaat taper = intikken principal = belangrijkste une étoile = een ster avoir peur de = bang zijn voor examiner = onderzoeken probablement = waarschijnlijk par la poste = met de post le lendemain = de volgende dag autour de = rondom une pièce jointe = een bijlage un devoir = een huiswerkopdracht au-dessus de = boven large = breed malheureusement = jammer genoeg heureusement = gelukkig il y a + tijd = geleden améliorer = verbeteren un cheval = een paard les lunettes = de bril les lentilles = de lenzen la vitesse = de snelheid finalement = ten slotte