Frans : Nederlands compter = tellen la lumière = het licht diviser = verdelen le goût = de smaak environ = ongeveer assister à = bijwonen flâner = slenteren admirer = bewonderen plus tard = later surprendre = verrassen la séance = de sessie bien sûr = natuurlijk s’occuper de = zorgen voor si = als, indien participer = deelnemen le choix = de keuze hésiter = aarzelen sauf = behalve une expérience = een ervaring inoubliable = onvergetelijk tellement = zo(veel) être au courant = op de hoogte zijn peut-être = misschien espérer = hopen en ce moment = op dit moment en ligne = online y aller = erheen gaan le prix = de prijs imprimer = printen la place debout = de staanplaats zut ! = verdorie! un renseignement = een inlichting une file d’attente = een rij (wachtenden) de près = van dichtbij quand même = toch la bouche de métro = de metro-ingang