Duits : Nederlands der Kaffee = de koffie der Tee = de thee der Saft = het sap die Milch = de melk die Suppe = de soep das Frühstück = het ontbijt das Mittagessen = het middageten das Abendessen = het avondeten das Lieblingsessen = het lievelingseten der Apfel = de appel der Fisch = de vis der Salat = de sla der Supermarkt = de supermarkt der Hunger = de honger der Durst = de dorst die Flasche = de fles essen = eten isst du? = eet jij? kochen = koken trinken = drinken mögen = lusten magst du? = lust jij? gern = graag lieber = Liever am liebsten = het liefst