Duits : Nederlands beruflich = als beroep bevor = alvorens / vooraleer fast = bijna besonders = bijzonder / zeer in erster Linie = eerst en vooral jeder = iedereen/ elkeen auch = ook am Ende = op het einde zuerst = ten eerste / eerst vor zwei Jahren = twee jaar geleden zuständig = bevoegd weiterhin = zoals vroeger / zoals voorheen woher = waar…vandaan? wohin = waarheen?/ waar naartoe? damit = daarmee/ daardoor / opdat