Duits : Nederlands Basketball spielen = basketbal spelen chatten = chatten Fahrrad fahren = fietsen fernsehen = televisie kijken fotografieren = fotograferen gamen = computeren Gitarre spielen = gitaar spelen lesen = lezen Theater spielen = toneel spelen singen = zingen shoppen = winkelen tanzen = dansen eislaufen = schaatsen Federball spielen = badmintonnen Fußball spielen = voetballen Handball spielen = handballen Hockey spielen = hockeyen reiten = paardrijden rudern = roeien schwimmen = zwemmen skaten = skaten Ski fahren = skiën Tennis spielen = tennissen turnen = turnen