Duits : Nederlands
der Apfelkuchen = de appeltaart
der Eistee = de ijsthee
der Fisch = de vis
die Frikadelle = de gehaktbal
die Kartoffeln = de aardappels
das Mineralwasser = het mineraalwater
die Nudeln = de pasta
der Reis = de rijst
die Suppe = de soep
die Wurst = de worst
der Arm = de arm
das Auge = het oog
der Bauch = de buik
das Bein = het been
der Fuß = de voet
der Hals = de keel
der Kopf = het hoofd
die Nase = de neus
das Ohr = het oor
der Rücken = de rug