Duits : Nederlands Achtung! = Attentie! arbeiten = werken die Arbeit = het werk auch = ook aufpassen = opletten Pass auf! = Let op! der Ausweis = het identiteitsbewijs bekannt = bekend der Freund = de vriend die Freunde = de vrienden für = voor helfen = helpen immer = altijd laufen = lopen möglich = mogelijk ohne = zonder die Polizei = de politie der Polizist = de politieagent die Polizistin = de politieagente rauchen = roken sehr = heel seit = sinds spät = laat die Straße = de straat die Straßen = de straten die Zeitung = de krant