Duits : Nederlands die Brieftaube = de postduif damals = toentertijd weiter- = door- weitergeben = doorgeven die Postkutsche = de postkoets das Mittel = het middel das Transportmittel = het transportmiddel erfinden + A = uitvinden das Postamt = het postkantoor der Postangestellte = de postkantoormedewerker der Anrufer = de beller die Anruferin = de beller v sich weiterentwickeln = zich verder ontwikkelen die Entwicklung = de ontwikkeling die Telefonzelle = de telefooncel erscheinen = verschijnen Mit der Zeit sind die ersten Telefonzellen erschienen. = Na verloop van tijd verschenen de eerste telefooncellen. schnurlos = draadloos Viele haben heute ein schnurloses Telefon. = Veel mensen hebben tegenwoordig een draadloze telefoon. das Mobiltelefon = de mobiele telefoon Mobiltelefone heißen in Deutschland Handys. = Mobiele telefoons heten in Duitsland Handys. der Anfang = het begin am Anfang = in het begin heutzutage = tegenwoordig erreichbar = bereikbaar Heutzutage ist man immer und überall erreichbar. = Tegenwoordig is men altijd en overal bereikbaar. das Video = het filmpje ein Video drehen = een filmpje opnemen das Kommunikationsmittel = het communicatiemiddel die Karte = de kaart die Notiz = de notitie die E-Mail = de e-mail