Duits : Nederlands Zettel = het briefje diese = deze Erfahrung = de ervaring Fahrrad = de fiets Wohnung = de flat lieben = gek op hängen = hangen helfen = helpen Hilfe = de hulp Eingang = de ingang arbeiten = klussen leer = leeg mein = mij Nummer = het nummer abholen = ophalen aufpassen = oppassen aufräumen = opruimen Katze = de poes Schlüssel = de sleutel Bürgersteig = de stoep Ihr = uw sein = zijn kümmern um = zorgen voor