nuntius te (acc.) interficio (interficĕre)
iubeo (iubēre) nam numquam
semper custodio (custodire) paro (parare)
gladius que deinde (bijw.)
capio (capĕre) primum ago (agĕre)
appropinquo (appropinquare) + dat. saluto (salutare) plenus, -a, -um + gen.
mihi (dat.) longus, -a, -um narro (narrare)
doden jou / je bode / bericht
nooit want / namelijk bevelen
gereedmaken / voorbereiden bewaken / passen op altijd
vervolgens en (staat altijd achter het woord) zwaard
drijven / voeren / doen / verrichten eerst pakken / (in)nemen
vol van / met begroeten naderen
vertellen lang (aan / voor) mij