Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Vraag Antwoord
  • aantrekkingsfactoren = Factoren die een plaats aantrekkelijk maken om ernaartoe te gaan.
  • afstotingsfactoren = Factoren die ervoor zorgen dat een migrant uit een gebied wil vertrekken.
  • arbeidsmigrant = lemand die vanwege werk ergens naartoe verhuist.
  • bevolkingsdiagram = Een grafiek waarin je de leeftijdsopbouw van de bevolking van een gebied kunt aflezen.
  • bevolkingsmodel = Het patroon in de bevolkingsgroei in vier perioden: van een situatie van hoge geboorte- en sterftecijfers naar een situatie van lage geboorte- en sterftecijfers.
  • bevolkingsspreiding = De verdeling van de bevolking over een gebied of land.
  • binnenlandse migratie = Migratie binnen de grenzen van een land.
  • buitenlandse migratie = Migratie naar of vanuit het buitenland.
  • cultuur = Opvattingen en gewoonten van een groep mensen, waarmee deze groep zich van andere groepen mensen onderscheidt.
  • dichtbevolkt = Een gebied met een hoge bevolkingsdichtheid.
  • dunbevolkt = Een gebied met een lage bevolkingsdichtheld.
  • emigratie = Verhuizen naar het buitenland om er te gaan wonen.
  • geboortecijfer = Het aantal levendgeborenen per 1.000 mensen per jaar
  • geboorteoverschot = Er worden meer mensen geboren dan er sterven.
  • identiteit = De cultuurkenmerken waarmee mensen zich onderscheiden van anderen.
  • immigratie = Je komt vanuit het buitenland een land binnen om er te gaan wonen.
  • integratie = De opname van bevolkingsgroepen met een eigen cultuur in een samenleving.
  • migratie = Verhuizen naar een andere woonplaats.
  • multiculturele samenleving = Een land waarin groepen mensen met verschillende culturen wonen.
  • natuurlijke bevolkingsgroei = De verandering van het aantal inwoners in een gebied door geboorte en sterfte.
  • remigratie = Terugkeren naar het land van herkomst.
  • sociale bevolkingsgroei = De verandering van het aantal mensen in een gebied door migratie.
  • sterftecijfer = Het aantal sterfgevallen per 1.000 mensen per jaar.
  • sterfteoverschot = Er sterven meer mensen dan er geboren worden.
  • vergrijzing = In de leeftijdsopbouw van de bevolking neemt het aantal ouderen toe.
  • vluchteling = lemand die uit het eigen land vlucht, omdat het er niet veilig is.