IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
TrabiTour
havo-vwo 3e editie
1 hv
Textbuch B, Kapitel 4.B
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
ausgehen
=
uitgaan
brauchen
=
nodig hebben
faulenzen
=
luieren
telefonieren
=
telefoneren
etwas unternehmen
=
iets ondernemen
mit Freunden chatten
=
met vrienden chatten
Fernsehen gucken
=
tv kijken
einen Film sehen
=
een film kijken
in die Disko gehen
=
naar de disco gaan
ins Kino gehen
=
naar de bioscoop gaan
Lust haben (auf)
=
zin hebben (in)
Computerspiele machen
=
computerspelletjes doen
Musik hören
=
naar muziek luisteren
(k)ein Instrument spielen
=
(g)een instrument bespelen
Gitarre spielen
=
gitaar spelen
Schlagzeug spielen
=
drummen
Ich treffe mich mit Freunden.
=
Ik spreek af met vrienden.
Das interessiert mich (nicht).
=
Dat interesseert me (niet).
Ich kann mich entspannen.
=
Ik kan relaxen.
Das macht Spaß.
=
Dat is leuk
also
=
dus
blöd
=
stom
gerade
=
juist / net
meistens
=
meestal
nur
=
alleen maar / slechts
regelmäßig
=
regelmatig
schon
=
al
in meiner Freizeit
=
in mijn vrije tijd
einmal pro Woche
=
een keer per week
zweimal pro Monat
=
twee keer per maand
eine Stunde
=
een uur
am Wochenende
=
in het weekend
am Montag
=
op maandag
am Dienstag
=
op dinsdag
am Mittwoch
=
op woensdag
am Donnerstag
=
op donderdag
am Freitag
=
op vrijdag
am Samstag
=
op zaterdag
am Sonntag
=
op zondag