IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
TrabiTour
havo-vwo 2e editie
Arbeitsbuch B, Kapitel 6, Aufgabe 3.3
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
einkaufen
=
boodschappen doen
ausgeben (für)
=
uitgeven
gefallen (mir gefällt)
=
bevallen (leuk vinden)
suchen
=
zoeken
finden
=
vinden
sparen
=
sparen
bezahlen
=
betalen
verdienen
=
verdienen
reichen
=
voldoende zijn
stehlen
=
stelen
klauen
=
jatten
die Süßigkeiten (mv)
=
het snoep
die Zeitschrift
=
het tijdschrift
die Kleidung
=
de kleding
der Verkäufer
=
de verkoper
die Verkäuferin
=
de verkoopster
der Kunde
=
de klant (m)
die Kundin
=
de klant (v)
der Nebenjob
=
de bijbaan
das Taschengeld
=
het zakgeld
die Rechnung
=
de rekening (als je moet betalen)
das Konto
=
de (bank)rekening
das Portemonnaie
=
de portemonnaie
das Geschäft
=
de zaak, de winkel
der Laden, die Läden
=
de winkel, (-s)
geöffnet
=
geopend
geschlossen
=
gesloten
teuer
=
duur
billig
=
goedkoop
preiswert
=
voordelig
umsonst
=
gratis, voor niets
zufrieden
=
tevreden