IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar2-3kgt
Naklar2-3kgt-K3-DN
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
die Aufregung
=
de opwinding
einschränken
=
beperken / inperken
empfindlich
=
gevoelig
die Fernsehsendung
=
het televisieprogramma / de uitzending
das Krankenhaus
=
het ziekenhuis
schließlich
=
uiteindelijk
süchtig
=
verslaafd
überprüfen
=
controleren
vergeblich
=
tevergeefs / vergeefs
aufwachsen
=
opgroeien
erklären
=
uitleggen
das Heim
=
het tehuis / het kindertehuis
die Spenden
=
de giften
ziehen
=
verhuizen / intrekken
schwärmen für jemand
=
lopen weg met iemand
ungewöhnlich
=
ongewoon
zwar
=
weliswaar
der Hersteller
=
de producent
die Arbeitsbedingungen
=
de arbeidsvoorwaarden
der Vorwurf
=
het verwijt
niedrig
=
laag
allerdings
=
echter
schummeln
=
spieken
die Leistung
=
de prestatie
die Schulbehörde
=
de schoolinspectie
die Realschule
=
het havo
die Matheprüfung
=
het wiskunde-examen
deswegen
=
daarom / vandaar
ehemalig
=
voormalig
das Ereignis
=
de gebeurtenis
erschießen
=
doodschieten
fassen
=
begrijpen
die Geschäftsreise
=
de zakenreis
die Geschichte
=
geschiedenis
die Geschwindigkeit
=
de snelheid
die Stelle
=
de plek / de baan
züchten
=
kweken / telen
das Zugunglück
=
het treinongeluk
die Abteiltür
=
de coupédeur
bereits
=
al
bloß
=
nou
die Durchsage
=
het omroepbericht
entnehmen
=
halen uit
fassungslos
=
met stomheid geslagen
der Hinweis
=
de aanwijzing
neulich
=
onlangs
der Schienenbruch
=
de spoorbreuk
das Verständnis
=
het begrip
verzögern
=
vertraging hebben / hebben vertraging
die Ziele
=
de bestemmingen / de bestemming
abnehmen
=
afvallen
aufhören
=
stoppen
bald
=
snel / spoedig
benötigen
=
nodig hebben
der Friede
=
de vrede
heilen
=
genezen
miterlebt
=
meegemaakt / beleefd
die Schachtel
=
het pakje
schlimm
=
erg / slecht
sich trennen
=
scheiden
überdies
=
bovendien
die Vorsätze
=
de voornemens
die Abfindung
=
de afkoopsom
beaufsichtigen
=
het toezicht hebben over
der Betreiber
=
de exploitant
drohen
=
dreigen
sich einig sein
=
het eens zijn
der Enkel
=
de kleinzoon
entlassen
=
ontslaan / ontslagen
die Entscheidung
=
de beslissing
die Forderung
=
de eis
das Gericht
=
de rechtbank
der Haftbefehl
=
het arrestatiebevel
das Kittchen
=
de gevangenis
lösen
=
oplossen
offenbar
=
kennelijk / blijkbaar
die Rücksicht
=
de inachtneming / rekening houden met
die Schwierigkeit
=
de moeilijkheid / het probleem / problemen / moeilijkheden
der Termin
=
de afspraak
unterschiedlich
=
verschillend
der Vergleich
=
de schikking
die Verhandlung
=
de onderhandeling
sich verstehen
=
met elkaar overweg kunnen
verzichten auf
=
afzien van