Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • abhängen = rondhangen / chillen
  • ablehnen = afwijzen
  • beliebt = populair
  • die Clique = de vriendengroep
  • feiern = vieren
  • frech = brutaal
  • kicken / Fußball spielen = voetballen
  • die Langeweile = de verveling
  • leicht = gemakkelijk
  • Lust = zin
  • basteln = knutselen
  • Der Fahrer = de chauffeur
  • die Farbe = de kleur
  • je = ooit
  • klettern = klimmen
  • das Märchen = het sprookje
  • vorher = van tevoren
  • während = tijdens
  • die Werbung = de reclame
  • zeichnen = tekenen
  • ändern = veranderen
  • aufpassen = opletten
  • bestimmen = bepalen
  • der Gipfel = de top
  • klar = duidelijk
  • oben = boven
  • seit = sinds
  • trotzdem = toch
  • weil = omdat
  • weiter = verder
  • die Entscheidung = de beslissing
  • das Ergebnis = het resultaat
  • der Gegner = de tegenstander
  • das Heimspiel = de thuiswedstrijd
  • passieren = gebeuren
  • der Satz = de set
  • schlagen = verslaan
  • die Seite = de kant
  • die Sendung = de uitzending
  • die Verletzung = de blessure