IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar3-5h
Naklar3-5h-K1-DN
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
der Anlauf
=
de poging
betonen
=
beklemtonen / accentueren
einstecken
=
accepteren / incasseren
entspannt
=
ontspannen
geglückt
=
gelukt
die Höhe
=
de hoogte
irgendwo
=
ergens / op een of andere plek
das Limit
=
de grens / de limiet
packen
=
grijpen / raken
sammeln
=
verzamelen
schüchtern
=
verlegen / bescheiden
spätestens
=
op z’n laatst / uiterlijk
der Treibstoff
=
de brandstof
die Verwirklichung
=
de realisering / de verwerkelijking
aufpolieren
=
oppoetsen / mooier maken
beliebt
=
populair / geliefd
das Benehmen
=
het gedrag
ehemalig
=
voormalig / vroegere
die Entscheidung
=
de beslissing
der Frühling
=
de lente / het voorjaar
die Meisterschaft
=
het kampioenschap
schmerzhaft
=
pijnlijk
sonderlich
=
bijzonder / vreemd
stattdessen
=
in plaats daarvan
unterbringen
=
huisvesten / onderdak brengen
verhandeln
=
onderhandelen
das Ziel
=
het doel
die Anzeige
=
de advertentie
das Äußere
=
het uiterlijk
die Empfindung
=
het gevoel
das Geschäft
=
de zaak / de winkel
der Geschmack
=
de smaak
hinterher
=
achteraf
die Hüfte
=
de heup
das Lid
=
het ooglid / het lid
das Loch
=
het gat
makellos
=
onberispelijk
die Narbe
=
het litteken
die Praxis
=
de praktijk
der Rüssel
=
de slurf
spritzen
=
injecteren / inspuiten
die Stirn
=
het voorhoofd
trickreich
=
vol trucjes / getruct
versprechen
=
beloven
verzichten auf
=
afzien van
der Angehörige
=
het familielid
beantragen / anfordern
=
aanvragen
enttäuscht
=
teleurgesteld
das Erdbeben
=
de aardbeving
sich ereignen
=
gebeuren / plaatsvinden
der Fragebogen
=
de vragenlijst
gewiss
=
zeker / beslist
die Hochzeit
=
de bruiloft
der Hubschrauber
=
de helikopter
kaum
=
nauwelijks
das Rennen
=
de race
segeln
=
zeilen
der Speiseplan
=
het menu
die Überraschung
=
de verrassing
zwar
=
weliswaar
fordern
=
dringend verzoeken / eisen
die Bedeutung
=
de betekenis / het belang
die Blasphemie
=
de godslastering
die Gesellschaft
=
de maatschappij
der Gründer
=
de oprichter / de stichter
kämpfen
=
vechten / strijden
die Lage
=
de situatie
die Ölquelle
=
de oliebron
die Säge
=
de zaag
der Schutz
=
de bescherming
der Stellenwert
=
de waarde / de plaats
die Umwelt
=
het milieu / de omgeving
verletzt
=
gewond / gekwetst
vorwerfen
=
verwijten
der Wilderer
=
de stroper
zerstören
=
verwoesten / vernielen
agieren
=
handelen / optreden
die Bremse
=
de rem
der Draht
=
de lijn / de draad
erbringen
=
leveren / opleveren
erledigen
=
afhandelen
gefährdet
=
bedreigd / in gevaar gebracht
die Hetze
=
de haast / de stress
mahnen
=
waarschuwen
die Niedergeschlagenheit
=
de depressiviteit / de neerslachtigheid
ständig
=
voortdurend / steeds
süchtig
=
verslaafd
tüchtig
=
ijverig / vlijtig
überdurchschnittlich
=
meer dan gemiddeld
unlängst
=
kort geleden / onlangs
vermissen
=
missen
das Altenheim
=
het bejaardentehuis
anderswo
=
ergens anders
die Betreuung
=
de verzorging
einstellen
=
afbreken / stoppen
der Einzelfall
=
het incident
die Ermittlung
=
het onderzoek
das Heim
=
het tehuis
hochgejubelt
=
opgeblazen
klären
=
ophelderen / duidelijk maken
der Knacks
=
de deuk / de beschadiging
das Landesgesetz
=
de wet van een deelstaat
offenbar
=
blijkbaar / klaarblijkelijk
der Umstand
=
de omstandigheid
unzuverlässig
=
onbetrouwbaar
vorherig
=
voorafgaand / vroeger
zusätzlich
=
bovendien / ook / extra