IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar3-5v
Naklar3-5v-K3-DN ->
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
anregend
=
stimulerend / opwindend
die Betätigung
=
de bezigheid
einräumen
=
toegeven
erweitern
=
verbreden / vergroten
geflissentlich
=
opzettelijk
das Schicksal
=
het noodlot / het lot
überstürzt
=
gehaast
umziehen
=
verhuizen
die Unbilden
=
de ongemakken
die Wahl
=
de keuze
zunehmend
=
groeiend / steeds meer
zutreffen
=
kloppen
der Anzug
=
het pak / het kostuum
der Ausweis
=
de legitimatie
Behörden
=
de autoriteiten / de overheid
entsetzt
=
ontsteld
der Fels
=
de rots
die Heizung
=
de verwarming
künstlich
=
kunstmatig
die Leiche
=
het lijk
örtlich
=
plaatselijk
regungslos
=
bewegingsloos
der Schlauch
=
de slang
der Stiefel
=
de laars
überqueren
=
oversteken
der Vorgang
=
de gebeurtenis
außer
=
behalve
die Empfindlichkeit
=
de gevoeligheid
entlassen
=
ontslaan
existieren
=
bestaan
gemeinhin
=
gewoonlijk
klären
=
uitleggen / duidelijk maken
die Obrigkeit
=
de overheid
prügeln
=
slaan / vechten
schließlich
=
uiteindelijk / tenslotte
trotzdem
=
desondanks / toch / desalniettemin
widerlich
=
weerzinwekkend
anwenden
=
toepassen / gebruiken
die Aufgabe
=
de taak
bringen
=
opleveren
erwerben
=
verwerven / halen
die Forschung
=
het onderzoek
getrennt
=
gescheiden
die Grundlage
=
de basis
die Grundschule
=
de basisschool
der Haushalt
=
de begroting / het huishouden
die Oberstufe
=
de bovenbouw
das Verhältnis
=
de relatie / de verhouding
die Wahlen
=
de verkiezingen
der Zeitpunkt
=
het tijdstip
zeitweilig
=
tijdelijk
ablehnen
=
afwijzen
allerdings
=
zeker
anfällig
=
vatbaar
die Bedrohung
=
de dreiging / de bedreiging
die Befürchtung
=
de vrees / de angst
begründen
=
motiveren / beredeneren
die Gesellschaft
=
de maatschappij
die Hinsicht
=
het opzicht
misstrauisch
=
wantrouwend
öffentlich
=
openbaar / publiek
streiten
=
ruziemaken
überlegen sein
=
de sterkere zijn
unsicher
=
onveilig
verleugnen
=
ontkennen
versuchen
=
proberen
der Abstieg
=
de degradatie
befristet
=
aan een termijn gebonden
einschlummern
=
in slaap vallen / wegdommelen
fordern
=
eisen
gefragt
=
populair
gesellschaftlich
=
maatschappelijk
gesetzlich
=
wettelijk
in Frage stellen
=
ter discussie stellen
schmerzlich
=
pijnlijk
die Stelle
=
de baan / de job
das Verhalten
=
het gedrag
verordern
=
opdragen
das Verständnis
=
het begrip
der Vorsatz
=
het voornemen / het plan
zugeschnitten
=
afgestemd / toegespitst
die Beschimpfung
=
het uitschelden / de belediging
bisher
=
tot nu toe
empört
=
verontwaardigd
die Faulheit
=
de luiheid
gängig
=
gangbaar
die Gegenwart
=
de tegenwoordige tijd / het heden
innerhalb
=
binnen
irgendwann
=
op een of ander tijdstip / ooit
das Muster
=
het patroon
die Sau
=
het varken
die Schicht
=
de laag
die Sprache
=
de taal
überordnen
=
plaatsen boven
der Unterschied
=
het verschil
sich abfinden
=
zich schikken / zich neerleggen
abschneiden
=
het ervan af brengen / presteren
bestätigen
=
bevestigen
durchaus
=
absoluut / beslist
die Entscheidung
=
de beslissing / het besluit
das Gehirn
=
de hersenen / het brein
lustvoll
=
prettig / aangenaam
prägen
=
vormen / bepalen
speichern
=
opslaan
wandeln
=
veranderen
der Witz
=
de grap
zwangsläufig
=
noodzakelijkerwijs
der Einzelne
=
het individu
fördern
=
bevorderen / stimuleren
führen
=
leiden
die Geltung
=
de geldigheid
das Gewand
=
het gewaad
das Jahrzehnt
=
de periode van tien jaar / het decennium
das Kruzifix
=
het kruisbeeld
spalten
=
verdelen
unzulässig
=
ontoelaatbaar
die Verletzung
=
de schending / de blessure