Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • der Freund = de vriend
  • die Freundin = de vriendin
  • heißen = heten
  • der Junge = de jongen
  • kommen = komen
  • das Mädchen = het meisje
  • lernen = leren
  • toll = leuk
  • Na klar! = Natuurlijk!
  • der Name = de naam
  • nett = aardig
  • schön = mooi
  • die Schule = de school
  • wie = hoe
  • wo = waar
  • woher = waar … vandaan
  • der Bauernhof = de boerderij
  • das Dorf = het dorp
  • das Einzelkind = het enig kind
  • es gibt = er is / er zijn
  • das Haus = het huis
  • müde = moe
  • die Stadt = de stad
  • die Wohnung = het appartement
  • alt = oud
  • der Garten = de tuin
  • geschieden = gescheiden
  • jung = jong
  • kennen = kennen
  • krank = ziek
  • leben = leven
  • zu Hause = thuis