Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • irgendein = een of ander
  • klappen = lukken
  • reichen = voldoende zijn
  • der Schlüssel = de sleutel
  • der Schrank = de kast
  • das Schwein = het varken
  • die Stelle = de plek
  • verstehen = begrijpen
  • der Zahn = de tand
  • ziehen = trekken
  • der Auftrag = de opdracht
  • die Beziehung = de relatie
  • einzigartig = uniek
  • feiern = feesten
  • hilfreich = nuttig
  • die Lage = de ligging
  • die Leinwand = het scherm
  • die Menge = de grote hoeveelheid
  • sperren = afsluiten
  • übertragen = uitzenden
  • benötigen = nodig hebben
  • enthalten = bevatten
  • häufig = vaak
  • die Kopfschmerzen = de hoofdpijn
  • manchmal = soms
  • scharf = pittig
  • sogar = zelfs
  • die Sprache = de taal
  • verwenden = gebruiken
  • zum Beispiel = bijvoorbeeld
  • allerdings = echter
  • dennoch = toch
  • der Fluss = de rivier
  • das Gebirge = het gebergte
  • geeignet = geschikt
  • insgesamt = in totaal
  • nur = slechts
  • sondern = maar
  • die Wiese = het weiland
  • zuerst = eerst