Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • anstrengend = inspannend
  • die Entfernung = de afstand
  • sich ereignen = gebeuren
  • ernst = serieus
  • hübsch = knap
  • nächst- / nächst = volgend- / volgende
  • nett = aardig
  • niedrig = laag
  • die Sicherheit = de veiligheid
  • ständig = steeds
  • der Albtraum = de nachtmerrie
  • der Boden = de grond
  • erwischen = te pakken krijgen
  • das Gebäude = het gebouw
  • sich irren = zich vergissen
  • das Loch = het gat
  • das Märchen = het sprookje
  • der Marktplatz = het marktplein
  • das Rathaus = het stadhuis
  • unterschiedlich = verschillend
  • ärgerlich = vervelend
  • dreckig = vuil
  • einschalten = aanzetten
  • fast = bijna
  • fertig = klaar
  • immer = altijd
  • der Körper = het lichaam
  • später = later
  • wenn = als
  • die Werbung = de reclame
  • aufregend = opwindend
  • einverstanden sein mit = het eens zijn met / eens zijn met
  • das Fernsehen = de televisie
  • die Folge = het gevolg
  • klar = duidelijk
  • notwendig = noodzakelijk
  • oft = vaak
  • schützen = beschermen
  • weil = omdat
  • die Zeitung = de krant