- Duits Nederlands
- die Telefontasten = de telefoontoetsen
- Herzlich willkommen im Berufsberatungszentrum. = Hartelijk welkom bij de beroepskeuzeadviseur.
- Bitte wählen Sie Ihren gewünschten Ansprechpartner per Telefontaste. = Kiest u alstublieft uw gewenste contactpersoon per telefoontoets.
- Bei Fragen zu Ausbildung und Studium drücken Sie bitte die 1. = Bij vragen over opleiding en studie toetst u een 1 in.
- Benötigen Sie Informationen zu Berufsbildern und ihren Anforderungen, drücken Sie bitte die 2. = Heeft u informatie nodig over beroepsprofielen en bijbehorende eisen, toets twee.
- Haben Sie Fragen zur Spezialisierung, Weiterbildung oder Umschulung, dann wählen Sie bitte die 3. = Heeft u vragen over specialisatie, bijscholing of herscholing, kies 3.
- Unseren Veranstaltungskalender erreichen Sie mit der Taste 4. = Onze evenementenagenda bereikt u met toets 4.
- Um einen persönlichen Beratungstermin zu vereinbaren, drücken Sie bitte die 5. = Om een afspraak voor een persoonlijk adviesgesprek te maken, toetst u vijf.
- Möchten Sie diese Ansage nochmals hören? Dann drücken Sie bitte die Null. = Wilt u deze mededeling nog een keer horen? Dan toetst u nul.
- herzlich = hartelijk
- das Berufsberatungszentrum = de beroepskeuzeadviseur
- wählen = kiezen
- drücken = toetsen
- benötigen = nodig hebben
- wissen = weten
- erreichen = bereiken
- vereinbaren = overeenkomen
- hören = beluisteren
- gewünscht = gewenst
- persönlich = persoonlijk
- nochmals = opnieuw
- der Ansprechpartner = de contactpersoon
- die Ansage = de aanwijzing
- die Telefontaste = de telefoontoets
- das Studium = de studie
- das Berufsbild = het beroepsprofiel
- die Anforderunge = de eisen
- die Spezialisierung = de specialisatie
- die Weiterbildung = de bijscholing
- die Umschulung = de herscholing
- der Veranstaltungskalender = de evenementenagenda
- der Beratungstermin = de afspraak voor een advies
- einen Termin vereinbaren = een afspraak maken
- Guten Tag, hier ist Anna Müller. = Goedemiddag, met Anna Müller.
- Ich möchte gern einen Termin zur Berufsberatung vereinbaren. = Ik wil graag een afspraak maken voor een adviesgesprek.
- Haben Sie schon Berufserfahrung gesammelt? = Heeft u al werkervaring opgedaan?
- Ich habe bereits eine Ausbildung begonnen, = Ik ben al aan een opleiding begonnen,
- nach kurzer Zeit habe ich die wieder abgebrochen. = na korte tijd ben ik er weer mee gestopt.
- Sie möchten sich neu orientieren. = U wilt zich graag heroriënteren.
- Da muss ich mal nachschauen. = Dat moet ik even nakijken.
- Wie wäre es denn am Mittwoch um 10 Uhr? = Wat vindt u van woensdag om 10 uur?
- Mittwoch passt mir leider nicht. = Woensdag komt me helaas niet uit.
- Ich könnte Donnerstag zur gleichen Zeit. = Ik zou donderdag op dezelfde tijd kunnen.
- Und wie ist Ihr Name noch einmal? = En wat is uw naam ook alweer?
- Melden Sie sich bitte bei Frau Kalle. = Meldt u zich alstublieft bij mevrouw Kalle.
- Auf Wiederhören. = Tot horens.
- abbrechen = afbreken
- sammeln = verzamelen
- anfangen = beginnen
- orientieren = oriënteren
- melden = melden
- bereits = al
- kurz = kort
- gleiche Zeit = dezelfde tijd
- der Termin = de afspraak
- die Berufserfahrung = de werkervaring
- der Mittwoch = de woensdag
- im Berufsberatungszentrum = bij het centrum voor beroepskeuze
- Kommen Sie herein. = Komt u binnen.
- Sie können hier Platz nehmen. = U kunt hier plaatsnemen.
- Sie haben also noch Fragen zur Berufswahl. = U heeft dus nog vragen over de beroepskeuze.
- Ich werde Ihnen erst ein paar Fragen stellen. = Ik zal u eerst een paar vragen stellen.
- Dann gucken wir, was wir Ihnen empfehlen können. = Dan kijken we wat we u kunnen aanbevelen.
- Haben Sie irgendwelche Interessen oder besonderen Vorlieben? = Heeft u de een of andere interesse of bijzondere voorkeuren?
- Das interessiert mich sehr. = Daar ben ik erg in geïnteresseerd.
- Ich bin gerne kreativ. = Ik ben graag creatief.
- Ich male gerne. = Ik schilder graag.
- Ich arbeite gern mit Menschen zusammen. = Ik werk graag met mensen samen.
- Haben Sie überhaupt schon Berufserfahrung gesammelt? = Heeft u eigenlijk al werkervaring opgedaan?
- Ich habe vier Jahre lang als Babysitter gearbeitet. = Ik heb vier jaar lang op baby's gepast.
- Ich habe Nachhilfe für das Fach Deutsch gegeben. = Ik heb bijles in het vak Duits gegeven.
- Interessieren Sie sich für die Natur oder den Umgang mit Tieren? = Bent u geïnteresseerd in natuur of de omgang met dieren?
- Das interessiert sie weniger. = Daarin bent u minder geïnteresseerd.
- Das mag ich nicht so. = Daar hou ik niet zo van.
- Gefällt Ihnen wissenschaftliches Arbeiten? = Vindt u wetenschappelijk werk leuk?
- Würden Sie gerne in Schichten arbeiten? = Zou u graag in ploegendienst willen werken?
- Das könnte ich mir vorstellen. = Dat zou ik me kunnen voorstellen.
- Ich bin eher der praktische Typ. = Ik ben meer het praktische type.
- Und arbeiten Sie gerne mit Ihren Händen? = En werkt u graag met uw handen?
- Damit habe ich noch keine Erfahrung. = Daarmee heb ik nog geen ervaring.
- Ich könnte mir das vorstellen. = Ik zou me dat kunnen voorstellen.
- Wenn ich das mal zusammenfasse, arbeiten Sie schon gerne kreativ. = Als ik dat even samenvat, werkt u graag creatief.
- Dann empfehle ich Ihnen etwas im sozialen oder handwerklichen Bereich. = Dan beveel ik u iets in de sociale of ambachtelijke sector aan.
- Vielleicht machen Sie erst ein Praktikum. = Misschien gaat u eerst stage lopen.
- Ich schicke Ihnen heute noch Informationen. = Ik stuur u dan vandaag nog informatie.
- Die haben Sie heute Abend in Ihrem Briefkasten. = Die heeft u vanavond in uw postbus.
- Sie können auch gerne noch einmal anrufen und einen neuen Termin vereinbaren. = U kunt ook gerust nog een keer bellen en een nieuwe afspraak maken.
- Danke für Ihre Hilfe. = Bedankt voor uw hulp.
- Viel Erfolg. = Veel succes.
- herein = binnen
- unregelmäßige Arbeitszeiten = onregelmatige werktijden
- sozial = sociaal
- kreativ = creatief
- wisssenschaftlich = wetenschappelijk
- technisch = technisch
- praktisch = praktisch
- handwerklich = ambachtelijk
- malen = tekenen
- liegen = liggen
- rechnen = rekenen
- zusagen = toezeggen
- empfehlen = aanbevelen
- die Nachhilfe = de bijles
- das Fach = het vak
- die Natur = de natuur
- der Umgang = de omgang
- das Tier = het dier
- die Schicht = de ploeg
- die Hände = de handen
- der Tischler = de meubelmaker
- der Kontakt = het contact
- die Arbeitszeit = de werktijd
- der Bereich = de sector
- das Schupperpraktikum = de snuffelstage
- der Kindergarten = het kinderdagverblijf
- der Briefkasten = de postbus
- der Berufswahltest = de beroepskeuzetest
- der Feierabend = het einde van de werkdag
- Endlich sind wir hier. = Eindelijk zijn we hier.
- Wie war denn dein Tag? = Hoe was jouw dag?
- Ich musste echt lange arbeiten und dann war Klaus auch noch zu spät. = Ik moest lang werken en toen was Klaus ook nog te laat.
- Eigentlich lief es gut. = Eigenlijk liep het goed.
- Ich habe am Ende eine Rechnung falsch rausgegeben. = Ik heb aan het einde een rekening fout uitgegeven.
- Das war ein bisschen blöd. = Dat was een beetje stom.
- Es hat sich aufgeklärt. = Het is opgehelderd.
- Mein Tag ist echt nicht so gut gelaufen. = Mijn dag is echt niet zo goed verlopen.
- Ich bin heute zu spät zur Arbeit gekommen. = Ik ben vandaag te laat op mijn werk gekomen.
- Schon wieder? = Al weer?
- Ja, ich habe den Wecker überhört. = Ja, ik heb mijn wekker niet gehoord.
- Aber erzähl' du mal. = Maar vertel jij eens.
- Mein Tag war richtig erfolgreich. = Mijn dag was echt succesvol.
- Mir wurden ein paar Fragen gestellt. = Er werden me een paar vragen gesteld.
- Wir sind zu dem Schluss gekommen, dass ich im sozialen Bereich arbeiten sollte. = We zijn tot de conclusie gekomen dat ik in de sociale sector zou moeten werken.
- Könnte ich mir auch richtig gut vorstellen. = Zou ik me ook echt goed kunnen voorstellen.
- Das passt gut zu dir. = Dat past goed bij jou.
- Mein Glas ist leer. = Mijn glas is leeg.
- Möchte von euch jemand noch etwas zu trinken haben? = Wil iemand van jullie nog iets te drinken?
- Ich würde noch etwas nehmen. = Ik wil nog wel iets nemen.
- Ich nicht, danke. = Ik niet, bedankt.
- endlich = eindelijk
- herausgeben = uitgeven
- aufklären = ophelderen
- erzählen = vertellen
- erfolgreich = succesvol
- das Glas = het glas
- leer = leeg