IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
VWO - Leerjaar 3 - 1e editie
VWO 3 - Schritt 27-35
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
aufregend
=
opwindend
ausgehen
=
uitgaan
begründen
=
beargumenteren
bis
=
tot
einmal, zweimal, dreimal, viermal
=
een keer, twee keer, drie keer, vier keer
erklären
=
uitleggen
faul
=
lui
fleißig
=
vlijtig, ijverig
die Flöte
=
de fluit
die Geige
=
de viool
die Gitarre
=
de gitaar
hoffen
=
hopen
das Klavier
=
de piano
manchmal
=
soms
meistens
=
meestal
mindestens
=
minstens
nennen
=
noemen
das Schlagzeug
=
het drumstel
schrecklich
=
verschrikkelijk
der Spaß
=
het plezier
Es macht Spaß.
=
Het is leuk.
stattfinden
=
plaatsvinden
täglich
=
dagelijks
teilnehmen
=
deelnemen
üben
=
oefenen
überall
=
Overal
der Unterricht
=
het onderwijs, de lessen
der Verein
=
de vereniging
die Vereine
=
de verenigingen
wahrscheinlich
=
waarschijnlijk
wenn
=
als, indien
der Wettbewerb
=
de wedstrijd
die Wettbewerbe
=
de wedstrijden
wiederholen
=
herhalen
der Witz
=
de grap, het mopje
die Witze
=
de grappen, de mopjes
witzig
=
grappig
pro Woche
=
per week
das Abitur
=
het vwo-eindexamen
die Abschlussprüfung
=
het havo-eindexamen
die Bitte
=
het verzoek
der Bleistift
=
het potlood
die Bleistifte
=
de potloden
das Etui
=
het etui
das Fach
=
het vak
die Fächer
=
de vakken
die Ferien
=
de (school)vakantie
das Heft
=
het schrift
die Hefte
=
de schriften
helfen
=
helpen
die Hilfe
=
de hulp
holen
=
halen
der Kugelschreiber
=
de balpen
die Kugelschreiber
=
de balpennen
leihen
=
lenen
mal
=
eens, even, keer
mitnehmen
=
meenemen
natürlich
=
natuurlijk
die Note
=
het cijfer
die Noten
=
de cijfers
die Pause
=
de pauze
schade
=
jammer
der Stundenplan
=
het rooster
der Zettel
=
het blaadje
die Zettel
=
de blaadjes
das Zeugnis
=
het rapport
Biologie
=
biologie
Chemie
=
scheikunde
Deutsch
=
Duits
Englisch
=
Engels
Erdkunde
=
aardrijkskunde
Französisch
=
Frans
Geschichte
=
geschiedenis
Griechisch
=
Grieks
Kunst
=
tekenen
Latein
=
Latijn
Mathematik, Mathe
=
wiskunde
Musik
=
muziek
Niederländisch
=
Nederlands
Physik
=
natuurkunde
Religion
=
godsdienst
Sport
=
gym
Wirtschaftslehre
=
economie