IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
HAVO - Leerjaar 3 - 1e editie
HAVO 3 - Schritt 30-33
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
die Apotheke
=
de apotheek
in die Apotheke gehen
=
naar de apotheek gaan
auspacken
=
uitpakken
sich ausruhen
=
uitrusten
dringend
=
dringend
einpacken
=
inpakken
der Fehler
=
de fout
die Fehler
=
de fouten
sich freuen
=
zich verheugen
gesund
=
gezond
die Gesundheit
=
de gezondheid
klug
=
slim
das Krankenhaus
=
het ziekenhuis
in das Krankenhaus fahren
=
naar het ziekenhuis gaan
laut
=
hardop, luid
leise
=
zachtjes
meistens
=
meestal
möglich
=
mogelijk
der Moment
=
het moment
im Moment
=
op het moment
nichts
=
niets
die Ordnung
=
de orde
in Ordnung
=
in orde
passieren
=
gebeuren
recht haben
=
gelijk hebben
die Ruhe
=
de rust
schade
=
jammer
der Spaß
=
het plezier
Viel Spaß!
=
Veel plezier!
vergessen
=
vergeten
verstehen
=
begrijpen
herzlich willkommen
=
hartelijk welkom
warten
=
wachten
der Wunsch
=
de wens
die Wünsche
=
de wensen
wünschen
=
wensen
zuerst
=
eerst
zuletzt
=
ten slotte
ab
=
vanaf
ändern
=
veranderen
das Angebot
=
de aanbieding
die Angebote
=
de aanbiedingen
der Apparat
=
het apparaat
die Apparate
=
de apparaten
auf jeden Fall
=
in ieder geval
auf keinen Fall
=
in geen geval
aufmachen
=
openen
aufpassen
=
opletten
der Automat
=
de automaat
die Automaten
=
de automaten
bedeuten
=
betekenen
drucken
=
printen
der Drucker
=
de printer
endlich
=
eindelijk
ganz
=
helemaal
genug
=
genoeg
gerade
=
zojuist
herunterladen
=
downloaden
Ich lade viel aus dem Internet herunter.
=
Ik download veel van internet.
der Kunde
=
de klant
die Kunden
=
de klanten
lieber
=
liever
mindestens
=
minstens
neu
=
nieuw
die Notiz
=
de aantekening
der Preis
=
de prijs
die Preise
=
de prijzen
preiswert
=
voordeling
der Rabatt
=
de korting
der Unterschied
=
het verschil
die Unterschiede
=
de verschillen
verkaufen
=
verkopen
wechseln
=
wisselen
die Zahl
=
het getal
die Zahlen
=
de getallen
(be)zahlen
=
betalen