Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • eingeladen = uitgenodigd
  • wichtig = belangrijk
  • aussehen = eruitzien
  • Ich überlege mir. = Ik denk erover na.
  • einige Tage = een paar dagen
  • anziehen = het aandoen van kleren / aandoen
  • zu Hause = thuis
  • allerdings = maar / daarentegen / maar, daarentegen
  • am liebsten = het liefst
  • bequem = gemakkelijk
  • ausgeben = uitgeven
  • meistens = meestal
  • tragen = dragen
  • auf jeden Fall = in ieder geval
  • genug = genoeg
  • welche Farbe? = welke kleur?
  • billig = goedkoop
  • teuer = duur
  • die Kleidung / die Klamotten = de kleren
  • der Pullover / der Pulli / der Pullover, der Pulli = de trui
  • Welche Größe? = Welke maat?
  • der Rock = de rok
  • das Kleid = de jurk
  • altmodisch = ouderwets
  • das T-Shirt = het T-shirt
  • gestreift = gestreept
  • fertig = klaar
  • die Kappe = het petje
  • die Jacke = de jas