IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
De Uitgeversgroep
Duits A1 HTR (Horeca, Toerisme en Recreatie)
A1 - 1e editie
Hoofdstuk 4.0 - Telefoneren
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
Berlin
=
Berlijn
der Reiseveranstalter
=
de touroperator
das Reisebüro
=
het reisbureau
nächste Woche
=
de volgende week
den ganzen Tag
=
de hele dag
einen Augenblick, bitte
=
een ogenblik, a.u.b.
eigentlich
=
eigenlijk
Frankreich
=
Frankrijk
leider
=
helaas
Wie heißt du?
=
Hoe heet je?
Ich stelle durch. / Ich verbinde.
=
Ik verbind u door.
einverstanden
=
in orde, oké
Ja, ein bisschen
=
Ja, een beetje
schade
=
jammer
Frau / Herr
=
Mevrouw / Meneer
Augenblick, der / ein
=
ogenblik, de / het
im Moment, zur Zeit
=
op het moment
An welchem Tag?
=
Op welke dag?
organisieren
=
organiseren
es tut mir leid
=
sorry / helaas
Sprechen Sie Deutsch?
=
Spreekt u Duits?
telefonieren
=
telefoneren
auf Wiederhören
=
tot ziens (aan de telefoon)
trainieren
=
trainen
Tschechien
=
Tsjechië
Türkei, die
=
Turkije
Sie sprechen mit ……
=
U spreekt met …
Wo wohnst du?
=
Waar woon je?
Welche Nummer?
=
Welk nummer?
Wie ist Ihre Telefonnummer?
=
Wat is uw nummer?
Wien
=
Wenen
der Arbeitsplatz
=
de werkplek
Wer ist das?
=
Wie is dat?
sie wohnt
=
ze woont
sie lebt
=
ze leeft
Schweden
=
Zweden