Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • die Verbindung = de verbinding
  • schlecht = slecht
  • fast nichts = bijna niets
  • verstehen = verstaan
  • hören = horen
  • lauter sprechen = harder praten
  • langsamer sprechen = langzamer praten
  • sagen = zeggen
  • fragen = vragen
  • vielleicht = misschien
  • wiederholen = herhalen
  • sich verwählen = het verkeerde nummer kiezen
  • falsch verbunden sein = verkeerd verbonden zijn
  • die falsche Nummer = het verkeerde nummer
  • ich habe es vergessen = ik ben het vergeten
  • der Termin = de afspraak
  • die Notiz = de aantekening
  • die Telefonnotiz = de telefoonnotitie
  • die Telefonnummer = het telefoonnummer
  • die Privatnummer = het privé-nummer
  • das Handy = de gsm
  • die Handynummer = het gsm-nummer
  • die E-Mail = de e-mail
  • schicken = sturen
  • die E-Mailadresse = het e-mailadres
  • wann = wanneer (tijdstip)
  • wie spät = hoe laat
  • ab ... Uhr = vanaf ... uur
  • in einer Stunde = over een uur
  • heute = vandaag
  • heute Nachmittag = vanmiddag
  • morgen = morgen
  • morgen früh = morgenvroeg
  • vormittags = in de voormiddag
  • nachmittags = in de namiddag
  • vorgestern = eergisteren
  • übermorgen = overmorgen
  • nächste Woche = volgende week
  • spät = laat
  • später = later
  • früh = vroeg
  • früher = vroeger
  • gleich / sofort = meteen
  • lieber = liever
  • am liebsten = ‘t liefst
  • besser = beter
  • am besten = ‘t best
  • zurückrufen = terugbellen
  • noch einmal anrufen = noch eens opbellen