Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • persönliche Daten = persoonlijke gegevens
  • (der) Nachname = (de) achternaam
  • (der) Vorname = (de) voornaam
  • (die) Vornamen = (de) voornamen
  • (die) Adresse = (het) adres
  • (der) Wohnort = (de) woonplaats
  • (die) Postleitzahl = (de) postcode
  • (das) Land = (het) land
  • (das) Geburtsdatum = (de) geboortedatum
  • (der) Geburtsort = (de) geboorteplaats
  • (die) Staatsangehörigkeit = (de) nationaliteit
  • (das) Telefon / Tel. = (de) telefoon / tel.
  • (die) E-Mailadresse = (het) e-mailadres
  • (der) Familienstand = (de) burgelijke staat
  • verheiratet = getrouwd
  • ledig = niet getrouwd
  • (die) Ausbildung = (de) opleiding
  • die Berufausbildung = de beroepsopleiding
  • Vertiefungsrichtungen = specialisaties
  • (das) Praktikum = (de) stage
  • (die) Praktika = (de) stages
  • die touristische Fachoberschule = de toeristische MBO-opleiding
  • (die) Rezeption / (der) Empfang = (de) receptie
  • (das) Reisebüro = (het) reisbureau
  • (die) Animation = (de) animatie
  • (die) Touristeninformation = (de) informatie (VVV)
  • (die) Reisebegleitung = (de) reisbegeleiding
  • (das) Schnupperpraktikum = (de) snuffelstage
  • (die) Sprachkenntnisse = (de) talenkennis
  • (die) Muttersprache = (de) moedertaal
  • (die) Fremdsprachen = (de) moderne vreemde talen
  • das europäische Sprachniveau = het Europees taalniveau
  • besondere Fähigkeiten = verdere vaardigheden
  • (die) EDV-Kenntnisse = (de) computervaardigheden
  • (die) Reservierungsprogramme = (de) reserveringsprogramma's
  • (die) Auslandsreisen = (de) reizen naar het buitenland
  • reisen nach = reizen naar
  • Sonstiges = overig
  • (der) Führerschein = (het) rijbewijs
  • (die) Hobbys = (de) hobby's
  • (der) Nebenjob = (het) bijbaantje
  • (die) Unterschrift = (de) handtekening
  • (der) Rufname = (de) roepnaam
  • Niederländisch = Nederlands (taal)
  • Englisch = Engels (taal)
  • Deutsch = Duits (taal)
  • Französisch = Frans (taal)
  • Spanisch = Spaans (taal)