Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Duits Nederlands
  • angeblich = naar het schijnt
  • ausstatten = inrichten
  • bestimmt = zeker
  • das Denkmal = het monument
  • das Loch = het gat
  • der Alltag = het dagelijks leven
  • der Gegenstand = het voorwerp
  • der Reiz = de prikkel
  • die Anforderung = de eis
  • die Entzündung = de ontsteking
  • die Insel = het eiland
  • die Schicht = de ploeg, de laag
  • die Vergangenheit = het verleden
  • einfach = gewoon; gemakkelijk
  • ernst nehmen = serieus nemen
  • fördern = stimuleren
  • gründen = oprichten
  • insgesamt = in totaal
  • lächeln = glimlachen
  • nutzen = gebruiken
  • schmerzen = pijn doen
  • sich ernähren = zich voeden
  • spüren = voelen
  • verbringen = doorbrengen
  • völlig = helemaal
  • zuhören = luisteren naar