IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Duits
Stercollectie
Lijsten
Blok 2- Zahlen
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Duits
Nederlands
ich
=
ik
du
=
jij
wir
=
wij
sein
=
zijn
wie
=
hoe
nicht
=
niet
auch
=
ook
gut
=
goed
schlecht
=
slecht
alt
=
oud
Wie geht's (dir)?
=
Hoe gaat het (met je)?
Mir geht's gut.
=
Met mij gaat het goed.
Wie geht's Ihnen?
=
Hoe gaat het met u?
Nicht so gut.
=
Niet zo goed.
Mir geht's prima.
=
Met mij gaat het prima.
Und dir?
=
En met jou?
Ich bin fünfzehn.
=
Ik ben 15.
Ich bin vierzehn Jahre alt.
=
Ik ben 14 jaar oud.
Wie alt bist du?
=
Hoe oud ben jij?