Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • about = ongeveer
  • actually = eigenlijk
  • almost = bijna
  • area = oppervlakte
  • art = kunst
  • artist = kunstenaar
  • at = om
  • backpack = rugzak
  • to be called = heten
  • beautiful = mooi
  • beginning = begin
  • behind = achter
  • bookshop = boekwinkel
  • bus = bus
  • by = door / met / op
  • café = eetcafé
  • Canadian = Canadees
  • card = kaart
  • to carry on = doorlopen
  • to catch a train = een trein nemen
  • charity = liefdadigheid
  • chemist = apotheek
  • church = kerk
  • cinema = bioscoop
  • classical = klassiek
  • clown = clown
  • coffee = koffie
  • collection = verzameling
  • to come = komen
  • corner = hoek
  • to cost = kosten
  • to cross = oversteken
  • directions = wegaanwijzingen
  • down = af (doorlopen)
  • eight = acht
  • ending = einde
  • entrance = ingang
  • fan = fan
  • far = ver
  • Good luck! = Veel succes!
  • half = half
  • half-marathon = halve marathon
  • hour = uur
  • to hurry up = opschieten
  • idea = idee
  • imperative = gebiedende wijs
  • instructions = instructies
  • interesting = interessant
  • juggler = goochelaar
  • late = laat
  • left = links
  • library = bibliotheek
  • local = plaatselijk
  • lot = veel
  • map = landkaart
  • match / race = wedstrijd
  • metre = meter
  • milk = melk
  • million = miljoen
  • minute = minuut
  • model = model
  • modern = modern
  • museum = museum
  • music = muziek
  • musician = muzikant
  • newsagent = tijdschriftenwinkel
  • next = volgend
  • next to = naast
  • nice = leuk
  • one = één
  • only = nog maar
  • opinion = mening
  • opposite = tegenovergesteld
  • parcel = pakket
  • parent = ouder
  • past = voorbij
  • to pay = betalen
  • person = persoon
  • please = alstublieft
  • pop = pop
  • post office = postkantoor
  • preposition = voorzetsel
  • railway station / station = station
  • river = rivier
  • rock = rock
  • run = run
  • Science = natuurwetenschap
  • shampoo = shampoo
  • side = zijde
  • to sit = zitten
  • sixty-seven = zevenenzestig
  • sketch = sketch
  • something = iets
  • south = zuiden
  • sport = sport
  • stamp = postzegel
  • straight = recht
  • street = straat
  • supermarket = supermarkt
  • tea = thee
  • Thames = Theems
  • thanks = dankjewel
  • theatre = theater
  • then = dan
  • thousand = duizend
  • ticket = kaartje
  • tomorrow = morgen
  • topic = onderwerp
  • total = totaal
  • tour = rondreis
  • tourist = toerist
  • train = trein
  • to travel = reizen
  • travel card = voordeelkaart
  • twenty-one = eenentwintig
  • university = universiteit
  • to visit = bezoeken
  • visitor = bezoeker
  • to watch = kijken
  • wax = was
  • world = wereld
  • wrong = verkeerd
  • year = jaar
  • you're welcome = graag gedaan