Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • alone = alleen
  • happy = blij
  • sad = verdrietig
  • excited = opgewonden
  • yesterday = gisteren
  • yesterday morning = gisterochtend
  • yesterday afternoon = gistermiddag
  • last night = gisteravond
  • last week = vorige week
  • last year = vorig jaar
  • an hour ago = een uur geleden
  • two weeks ago = twee weken geleden
  • bought (buy) = kocht (kopen)
  • came (come) = kwam (komen)
  • chose (choose) = koos (kiezen)
  • found (find) = vond (vinden)
  • gave (give) = gaf (geven)
  • got (get) = kreeg (krijgen)
  • had (have) = had (hebben)
  • left (leave) = ging weg (weggaan)
  • made (make) = maakte (maken)
  • said (say) = zei (zeggen)
  • saw (see) = zag (zien)
  • stood (stand) = stond (staan)
  • thought (think) = dacht (denken)
  • took (take) = nam (nemen)
  • went (go) = ging (gaan)
  • mine = van mij
  • yours = van jou/u
  • his = zijn
  • hers = van haar
  • ours = van ons
  • theirs = van hen
  • intelligent = intelligent
  • cheerful = vrolijk
  • jealous = jaloers
  • helpful = hulpvaardig
  • confident = zelfverzekerd
  • generous = goedgeefs/gul
  • easy-going = gemoedelijk
  • funny = grappig
  • myth = mythe
  • friendship = vriendschap
  • stressed = gestrest
  • right now = momenteel/nu
  • patient = patiënt
  • to make friends = vriendschappen sluiten/vrienden maken
  • to remember = zich herinneren
  • happiness = geluk
  • sorry = sorry
  • footballer = voetballer
  • certainly = zeker
  • possibly = mogelijk
  • score = score
  • to have an accident = een ongeluk krijgen
  • to save someone's life = iemands leven redden
  • to go surfing = gaan surfen
  • for the first time = voor het eerst
  • smile = glimlach
  • in public = in het openbaar
  • to laugh = lachen