- Engels Nederlands
- astronaut = astronaut
- achievement = prestatie
- spacecraft = ruimtevaartuig/ruimteschip
- stamp = postzegel
- space = ruimte
- factory = fabriek
- sky diving = parachutespringen
- training = training
- to be born = geboren worden
- lucky = geluk hebben
- in = in
- at = bij
- last = vorige
- yesterday = gisteren
- to stay = blijven
- storm = storm
- hurricane = orkaan
- monster = monster
- worked = werkte
- moved = bewoog
- crashed = stortte neer
- died = stierf
- worried = piekerde
- helped = hielp
- started = startte
- tried = probeerde
- weather = weer
- to be raining = regenen
- sunny = zonnig
- windy = winderig
- cloudy = bewolkt
- to be snowing = sneeuwen
- hot = heet
- cold = koud
- warm = warm
- strange = vreemd
- to improve = verbeteren
- to create = maken/creëren
- writer = schrijver
- shoulder = schouder
- suit = pak
- to wait = wachten
- desert = woestijn
- sand = zand
- upside down = ondersteboven