Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • lifeguard = badmeester
  • determine = bepalen
  • sight = bezienswaardigheid
  • abroad = buitenland (in/uit het)
  • rate = cijfer
  • retail = detailhandel
  • obey = gehoorzamen
  • tide = getij
  • hazard = gevaar
  • border = grens
  • inhabitant = inwoner
  • discount = korting
  • stately home = landhuis
  • landmark = markering
  • brash = onbezonnen
  • loop = oog
  • inflatables = opblaasbare dingen
  • admission time = openingstijd
  • staff = personeel
  • constabulary = politiekorps
  • laid-back = relaxed
  • summary = samenvatting
  • current(ly) = tegenwoordig
  • access = toegang
  • increase = toenemen
  • reduce = verkleinen
  • avoid = vermijden
  • provide = verstrekken
  • cherished = verzorgd
  • substitute = vervangende
  • level = vlak
  • statutory = voorgeschreven
  • initial = voorletter
  • voluntary = vrijwillig
  • display = zicht (in het)