Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • break = pauze
  • class = les
  • Examine = onderzoeken
  • exhausted = uitgeput
  • get in my way = mij in de weg lopen
  • gym = sportzaal
  • injure yourself = jezelf bezeren
  • instructor = instructeur / leraar
  • lift = optillen
  • look = eruitzien
  • out of breath = buiten adem
  • pick it up = oppikken / leren
  • puffing and panting = puffen en hijgen
  • weight = gewicht
  • at least = ten minste / minstens
  • by the time = tegen de tijd dat
  • cancer = kanker
  • dos and don’ts = dingen die je wel en niet moet doen
  • drug = pepmiddel
  • equipment = materiaal
  • however = echter / hoe dan ook
  • injury = blessure
  • kidney = nier
  • less likely = minder waarschijnlijk
  • liver = lever
  • nose bleed = bloedneus
  • prevent = voorkómen
  • progress = zich verbeteren
  • stretch = strekken / rekken
  • tension = spanning
  • watch = opletten
  • be in control = onder controle hebben
  • blame = kwalijk nemen
  • certain = bepaald / bepaalde
  • condition = aandoening / ziekte
  • control = beheersen
  • develop = ontwikkelen
  • eventually = uiteindelijk
  • fool yourself = jezelf voor de gek houden
  • have an argument = ruzie hebben
  • influence = beïnvloeden
  • report = rapport
  • row = ruzie
  • strict = streng
  • suffer from = lijden aan
  • teens = tienerjaren
  • throw up = overgeven / braken
  • bruised = gekneusd
  • crutch = kruk
  • GP's surgery = huisartsenpraktijk
  • luckily = gelukkig
  • make a fuss = drukte maken
  • messing about = rommelen
  • note = aantekening / briefje
  • receptionist = receptioniste / receptionist
  • trip = laten struikelen