Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • as well = ook
  • bake = bakken
  • cake = cake / gebakje
  • earn = verdienen
  • fancy = zin hebben om / zin hebben in
  • mosque = moskee
  • neighbours = buren
  • raise money = geld inzamelen
  • religion = religie / geloof / godsdienst
  • sad = verdrietig / droevig
  • sell - sold - sold = verkopen - verkocht - verkocht
  • stall = kraampje / verkoopstand
  • temple = tempel
  • tiring = vermoeiend
  • cash = contant / contant geld / contanten
  • emergency = noodgeval
  • even if = zelfs als
  • for free = gratis
  • goal = doel
  • Greece = Griekenland
  • however = echter
  • hunger = honger
  • measles = mazelen
  • nurse = verpleegkundige
  • on foot = te voet
  • on horseback = te paard
  • otherwise = anders
  • poverty = armoede
  • spend - spent - spent = uitgeven - gaf uit - uitgegeven
  • suffer = lijden
  • unfair = oneerlijk
  • voice = stem
  • volunteer = vrijwilligerswerk doen / vrijwilliger
  • at any time = wanneer dan ook
  • be sure = ergens zeker van zijn / zeker zijn
  • build - built - built = bouwen - bouwde - gebouwd
  • destroy = vernietigen
  • draw - drew - drawn = tekenen - tekende - getekend
  • fire = brand
  • fire department = brandweer
  • go - went - gone = gaan - ging - gegaan
  • hit - hit- hit = treffen - trof - getroffen / raken - raakte - geraakt
  • hope = hopen
  • kind = aardig / vriendelijk
  • relative = familielid
  • run - ran - run = rennen - rende - gerend
  • shake - shook - shaken = schudden - schudde - geschud
  • situation = situatie
  • take - took - taken = brengen - bracht - gebracht / nemen - nam - genomen
  • Absolutely = Zeker weten
  • care about = geven om
  • design = ontwerpen
  • far away = ver weg
  • make a donation = doneren
  • prize = prijs
  • profit = winst
  • while = terwijl
  • wonderful = geweldig