IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Engels
Malmberg
All right!
1e editie
All right1-4gt
AllRight1-4gt-H3-EN ->
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Engels
Nederlands
goals
=
doelen
on offer
=
beschikbaar
college
=
mbo- of hbo-school / mbo-school / hbo-school
facilities
=
voorzieningen
enrolment
=
aanmelding / inschrijving
job centre
=
arbeidsbureau / uitzendbureau
tempted
=
in de verleiding
keen
=
enthousiast / graag willen
speculative letter
=
open sollicitatie / open sollicitatiebrief
smartly
=
netjes
apprenticeship
=
leerwerkplaats
traineeship
=
stage
on-the-job training
=
opleiding in de praktijk / training in de praktijk / praktijkopleiding
prompted
=
ertoe brengen / ertoe gebracht / ertoe komen / geprikkeld / prikkelde
horticulture
=
tuinbouw
advanced
=
gevorderd
recognized
=
erkend
funding
=
vergoeding / financiering
rewarding
=
voldoening gevend
convenient
=
geschikt / gelegen
carry out
=
uitvoeren
secure
=
zeker / zekere / betrouwbaar / betrouwbare
earnings
=
inkomsten
investigation
=
onderzoek
gain
=
verzamelen
injury
=
letsel / verwonding
tile
=
betegelen / tegels leggen
tuition
=
onderwijs
plumber
=
loodgieter
unlimited
=
onbegrensd / ongelimiteerd
ensure
=
ervoor zorgen / zorgen ervoor / verzekeren
familiar
=
bekend
required by law
=
bij wet verplicht
compulsory
=
verplicht
independent
=
onafhankelijk / onafhankelijke / zelfstandig / zelfstandige
term
=
periode
are entitled to
=
hebben recht op / recht hebben op
nursery / nursery school
=
kleuterschool
childminder
=
kinderoppas
proposal
=
voorstel
complete
=
afmaken
determine
=
bepalen
tap
=
kloppen
distract
=
afleiden
separate
=
scheiden
concern
=
zorg / bezorgdheid
outperform
=
beter presteren dan / presteren beter dan
coursework
=
opdrachten
underachieve
=
minder doen dan je kunt / minder presteren
involve
=
inhouden / met zich meebrengen
aim high
=
doelen hoog stellen / stellen doelen hoog
practical skills
=
praktische vaardigheden